Brawa 41156 Spoor H0 Diesellocomotief V160 van de DB, tijdperk III

DB BR V160 diesellocomotief
Bedrijfsnummer: V160 067

MODELGEGEVENS
V160 modellen technisch en optisch gereviseerd
LED verlichting
Aparte ruitenwissers
Nieuwe voorbeeldgetrouwe versnellingsbakbehuizing
Nieuw met kortkoppelingskinematica volgens NEM
Bufferbalk & dak uitgebreider uitgewerkt
Verbeterd stroomverbruik
Geëtste treden aan de voorkant
cabine verlichting
Nieuwe motor
PluX22-interface

INFORMATIE OVER HET MODEL
Tot het midden van de jaren vijftig stond de motortechnologie het niet toe om diesellocomotieven voor de hoofdlijn te bouwen met slechts één motor en voldoende vermogen. Bijgevolg zijn de V200- en V200.1-series ontstaan. Deze werden uitgerust met twee voortstuwingssystemen om hun prestatieprogramma te vervullen. De fabrikanten werkten echter keihard aan krachtigere motoren en tegen het einde van het decennium was een vermogen van 1400 kW uit slechts één motor geen illusie meer. Al in 1956 begon Krupp daarom met de ontwikkeling van een middelzware diesellocomotief voor de hoofdlijn met één motor, stoomverwarming en een topsnelheid van 120 km/u. In 1960 werden in totaal tien voorseriemachines geleverd door Krupp en Henschel. Negen kregen de bijnaam "Lollo" naar Gina Lollobrigida vanwege hun uiterlijk. De tiende locomotief had al een sobere, veel hoekigere vorm, die veel goedkoper te produceren was en daarom voor de serie werd overgenomen. De machines hebben zich bewezen in het goederentreinverkeer en in het toeristenverkeer en werden na uitgebreide tests van 1964 tot 1968 in serie gebouwd. In totaal leverden Krupp, Henschel, KHD, Krauss-Maffei en MaK locomotieven van de serie 214. Ze werden in heel Duitsland gebruikt. Met de levering van de BR 218 en het toenemende gebruik van elektrische treinverwarming werd deze steeds meer ingezet in het goederenvervoer. Nadat de modellocomotieven in 1984 waren uitgefaseerd, werden de serielocomotieven in 1993 uitgefaseerd. In het toeristenverkeer werden steeds meer motorwagens ingezet, wat leidde tot een verdere verplaatsing van diesellocomotieven. Toen het vrachtverkeer afnam, kwam de DR met de serie 232. Met deze locomotief kon de dubbele tractie worden vervangen. In 2004 waren alle 216 met pensioen. Talrijke locomotieven zijn echter naar particuliere spoorwegmaatschappijen in binnen- en buitenland gegaan, en inmiddels zijn er zelfs enkele teruggekeerd en in bijna originele staat in gebruik. Het DB Museum krijgt onder meer de 216 003 in Lübeck en 216 067 in Koblenz.